Ziggurat: een nieuwe loge ziet het licht!

Een uitgestoken hand…

Soms lopen dingen heel anders dan we willen. Dan we verwachten. Dan we hopen. Soms begrijpen we elkaar werkelijk niet en worden we uiteindelijk verleid tot verschansingen. En als die verschansingen er eenmaal zijn, dan blijkt het bijzonder moeilijk om nog echt met elkaar te praten. Om nog echt naar elkaar te luisteren en om werkelijk te horen wat de ander bedoelt. Helaas zijn boosheid, wantrouwen, onbegrip en bovenal onmacht hiervan vaak het gevolg. En uiteindelijk leidt een hierop gebaseerde interactie altijd tot destructie. Hoe graag partijen het misschien diep in hun hart anders zouden wensen, de dialoog is verstoord. Vanochtend nog beschreef iemand dit proces voor mij schrijnend duidelijk: “We vallen elkaar uit de hand…”

Het verdrietige is dat hiermee het met de tijd zo zorgvuldig geconstrueerde bouwwerk dreigt in te storten. De muren vertonen scheuren, de stenen raken los, de sluitstukken vallen naar beneden. De Tempel die we met bloed, zweet en tranen, maar vooral met veel liefde met elkaar hebben gevormd, is in acuut gevaar. Tenzij… Tenzij we weten en voelen dat de fundamenten nog altijd intact zijn – de fundamenten waarop we al die tijd met elkaar hebben gebouwd. Die ons startpunt en onze thuishaven vormen en die ons telkens opnieuw uitnodigen om ons handelen te blijven bevragen en te blijven herijken.

Vanuit die basis mogen wij met hoop en vertrouwen de bouw hervatten. Maar durven wij dat ook? Kunnen wij dat ook? Kunnen wij dat alleen? Nee, dat kunnen we niet alleen. Wat is het dan prachtig om – terwijl we zelf misschien al bijna de moed hadden opgegeven – ineens een uitgestoken hand te zien… Een teken van broederlijke hulp, terwijl wij daar op dat moment in het geheel niet op durfden hopen. Ineens is daar een daadwerkelijk tastbaar worden van wat wij symbolisch zo mooi aanduiden als de broeder- en zusterketen die de wereld omspant. Natuurlijk spreken wij daar vaak over – en wat is het dan bijzonder om mensen ook echt als schakels in die keten te zien handelen. Wij zijn er werkelijk voor elkaar, zelfs – nee, juist – als het water ons aan de lippen staat.

Nu durven wij dan toch over te gaan tot de zo nodige wederopbouw van onze Tempel. We weten ons daarbij gesteund door broeders en zusters die ons hun hand toesteken vanuit de oprechte wens om te helpen. Die niets liever zien dan dat we destructie opnieuw omvormen tot constructie. Want dat is wat wij met elkaar willen zijn en blijven: bouwers!

Misschien past bij het proces dat wij doormaakten en doormaken wel de symboliek van de wind: de lentebries die ons koesterde, werd een stilte voor de storm. De storm stak op en ons gebouw begon te wankelen. In het oog van die storm vonden wij ternauwernood de adem om ons te herpakken en om ons streven niet kwijt te raken. En nu gaat die storm langzaamaan toch weer liggen. We kijken om ons heen. We zien de brokstukken. Maar we zien ook de fundamenten die ongeschonden bleven. En we nemen de gereedschappen weer op. De bouw kan hervat worden. Moge de wind dan worden tot een constructieve kracht die onze ziggurat, de tempeltoren die wij opnieuw zullen optrekken, beroert met de inspiratie van de hoop en de liefde…

Alziend

In dat oog
Waar de storm zich wegwaant,
Waar de storm zich ontkent,
Maar aanwezig, zo aanwezig…

Waar de handen omvatten
En de ziel zich bevrijdt
Van de flarden die trekken
En het woord dat verwaait.

Maar het zal me niet losraken,
Want de luwte is schijn
En de stroom zal me drijven
Tot ademsnood toe.

Windstilte bestaat niet…

Meer informatie: zie http://www.vrijmetselaars-denhaag.nl