Recent verscheen bij Houtekiet een bijzonder interessant boek: Waarom ik bij de loge ben, van VUB-emeritus hoogleraar orthopedagogiek Frank De Fever. Met heel veel belangstelling heb ik deze uitgave met de intrigerende titel gelezen, en vanaf de eerste pagina’s wordt het duidelijk dat de hooggespannen verwachtingen worden ingelost. Niet alleen werpt de auteur een blik in de interne keuken van de vrijmetselarij, maar biedt hij ook een bijzonder persoonlijk document aan, dat klaarblijkelijk zeer veel over de persoonlijkheid van de schrijver zelf zegt. Frank De Fever werd in 1984 ingewijd in een de loge die hij de schuilnaam ‘Ken Uzelf’ meegeeft. Om de discretie te vrijwaren maakt de auteur regelmatig gebruik van pseudoniemen, en dat is tegelijk ook een van de weinige momenten waarop hij niet ten volle in zijn kaarten laat kijken. De Fever werd relatief laat ingewijd; al tijdens zijn studentenjaren op de ULB wist hij eigenlijk al min of meer wat vrijmetselarij voorstelde, maar tot een echte kennismaking kwam het pas jaren later, dank zij collega’s en vrienden die lid waren maar die kennis nooit met De Fever hadden gedeeld, tot het juiste moment zich aanbood. In het boek komt de hele procedure van informatievergaring tot effectieve inwijding uitvoerig aan bod. Dat geldt ook voor het rituaal. Dat kan misschien wat vreemd klinken: in de meeste, zo niet alle boeken over vrijmetselarij wordt het inwijdingsrituaal nogal vaag gehouden onder het motto: ‘wie het niet zelf heeft meegemaakt kan het toch niet vatten’. Op zich is dat een onzinnige redering. Ik zou in geuren en kleuren kunnen vertellen over die fantastische productie van Elektra die ik vorig seizoen in de Muntschouwburg zag, dat mijn mond letterlijk openviel bij het slotbeeld – toen de achterwand van het decor opschoof en Orest, met de dode Elektra op zijn schoot, als een piëta torende boven een berg van lijken. En dat terwijl de donderende akkoorden van het Agamemnon-Leitmotiv door het geweldige Muntorkest in de zaal bulderden. Ik ben er dagen niet goed van geweest. Maar de lezer dezes was er hoogstwaarschijnlijk zelf niet bij dus moet hij mijn getuigenis maar voor waar aannemen. Hetzelfde dus wat inwijdingsrituelen in de vrijmetselarij betreffen: niets houdt je tegen om daar alle mogelijke details publiek over mee te delen – zolang je het zelf niet meemaakte kan je toch niet de ware indruk van het gebeuren vatten. Maar het geeft je wel een zeker beeld. En dat doet De Fever zeer mooi. En het wordt nog beter: de eerste logezitting na zijn inwijding is een anticlimax. Weg mysterie en overweldigende ervaring, weg volk. Ook dat is vrijmetselarij: lang niet iedereen is altijd aanwezig, en het kan vaak om heel technische en administratieve zaken gaan. Uitsluiting van broeders die in het profaan leven een misstap hebben begaan, bijvoorbeeld. Al dan niet toelaten van vrouwen. Nut en onzin van een ‘ladies’ night’. Dat zijn nu precies de redenen waarom jaarlijks meerdere broeders definitief de tempelpoort achter hen dichttrekken. Velen worden misschien ingewijd in de overtuiging dat ze nu eindelijk, via emotionele, spirituele en intellectuele zelfontplooiing aan een betere wereld zullen kunnen bouwen maar uiteindelijk enkel de holle frases van de rituelen zien en tot inzicht komen dat vrijmetselaars ook maar mensen zijn – met alle daarbij gepaard gaande tekortkomingen. De auteur haalt inderdaad een aantal feiten aan die toch wel van bedenkelijke aard zijn: dat hij met twee broeders, tijdens het show-block van zo een ‘ladies’ night’ een cowboy-en-indianen-act uitvoert is daar een voorbeeld van. Of die ene werkstudent die dacht dat hij zonder examen ook wel geslaagd zou zijn omdat professor De Fever immers ook lid was van dezelfde club. En ook de meesterverheffing, met haar verwijzingen naar de dood van Hiram, staan veraf van de werkelijkheid. Dat was ook één van de redenen waaromDe Fever zijn maçonnieke activiteiten min of meer stopzette. Lees verder
Auteur: Jimmy Koppen jimmy.koppen@vub.ac.be