De Leerling Vrijmetselaar

De Leerling Vrijmetselaar

Gestadig werkend aan de ruwe steen
voelt hij zijn zware taak steeds zwaarder worden,
hij wanhoopt soms zich weder aan te gorden
tot deze plicht voor hem voor hem alleen.

Het stof verblindt zijn ogen, en de hand
tot bloedens toe gewond, met eelt en schaven,
weet hij zich tot de neederigste der slaven,
aanschouwt hij bukkend enkel steen en zand.

Maar als het licht plots op zijn arbeid speelt
gaat onverwachts een edele vorm verschijnen,
de zuivere kubiek, en alle pijnen
verzoeten en de diepste wonde heelt.

Hij kijkt omhoog, ontdekt de tempelboog
en weet opeens de koninklijke waarde
van ’t rusteloos buigen over stof en aarde,
en ziet zijn bouwsteen in de hoogste toog.

Willem Brandt