De Leerling Vrijmetselaar

De Leerling Vrijmetselaar

Gestadig werkend aan de ruwe steen
voelt hij zijn zware taak steeds zwaarder worden,
hij wanhoopt soms zich weder aan te gorden
tot deze plicht voor hem voor hem alleen.

Het stof verblindt zijn ogen, en de hand
tot bloedens toe gewond, met eelt en schaven,
weet hij zich tot de neederigste der slaven,
aanschouwt hij bukkend enkel steen en zand.

Maar als het licht plots op zijn arbeid speelt
gaat onverwachts een edele vorm verschijnen,
de zuivere kubiek, en alle pijnen
verzoeten en de diepste wonde heelt.

Hij kijkt omhoog, ontdekt de tempelboog
en weet opeens de koninklijke waarde
van ’t rusteloos buigen over stof en aarde,
en ziet zijn bouwsteen in de hoogste toog.

Willem Brandt

Had ik de liefde niet

Had ik de liefde niet

Al kon ik nog zozeer
in prachtige preken
mijn redes afsteken
en wist ik wijze woorden op ieder gebied
maar had ik de liefde niet
dan was het toch meer
wat trommelgekletter
gezwets en geschetter
had ik de liefde niet.

Al blies ik trompet
hoog van de toren
al zong ik in koren
de sterren van de hemel, het hoogste lied
maar had ik de liefde niet
dan klonk het toch net
als toeters en bellen.
Ik had niets te vertellen
had ik de liefde niet.

Want liefde is echt
en liefde is aardig
is open, oprecht
en eerlijk, rechtvaardig.
‘t Is liefde die ziet
hoe opnieuw te beginnen
die ieder verdriet
ook de dood kan overwinnen.

Karel Eykman
uit: Zonder liefde ben je nergens
Uitgeverij De Harmonie, juni 2003